Mahler en de maan

Mahlers topklassieker Das Lied von der Erde her-belicht door nieuw werk van Filip Rathé.

De orkestliedcyclus - of is het een gezongen symfonie? - ontstond in 1907-1908: een periode waarin het noodlot driemaal aanklopte bij de componist. Zijn tijd als directeur van de Wiener Staatsoper liep ten einde, zijn vijfjarige dochter overleed aan roodvonk, en zelf kreeg hij na de vaststelling van een hartkwaal een virtueel doodvonnis te horen. “Eensklaps,” schrijft hij aan zijn vriend Bruno Walter, “ben ik alles kwijt wat ik verworven had aan zelfkennis, en moet ik als een baby opnieuw leren lopen”. 

Mahler boog maar barstte niet en componeerde de crisis naar de achtergrond met zes liederen voor orkest, alt en tenor solo. Das Trinklied vom Jammer der Erde, Der Einsame im Herbst, Von der Jugend, Von der Schönheit, Der Trunkene im Frühling en Der Abschied werden Das Lied von der Erde: het eerste luik van Mahlers ultieme symfonische triptiek. 

Meer dan een eeuw later is Das Lied een canonieke klassieker geworden, die in tal van versies (voor orkest, ensemble of pianobegeleiding, een of twee solisten …) en op honderden opnamen werd vereeuwigd. Maar zelden beloofde de herontdekking van het chef-d’oeuvre zo spannend te worden als in deze baanbrekende productie van SOV: Filip Rathé - frontman van SPECTRA ensemble - nam de handschoen op om met Mahlers partituur in dialoog te gaan. Topuitdaging of titanentaak?” 

Filip, Das Lied von der Erde is een absolute publieksfavoriet. Heb jij iets met het werk? 

“Meer nog: sinds mijn 18de is het één van mijn lievelingsstukken. Een kompaan die me al mijn hele volwassen leven vergezelt. Toen intendant Frederik Styns me vier jaar geleden voorstelde om iets voor SOV te schrijven, was het voor mij meteen duidelijk: ik wilde iets maken met laagjes en betekenis. Midden in de klimaatcrisis landde ik al snel bij de idee ‘aarde’. Plots vielen alle puzzelstukken in elkaar: ik zou een muzikale tweespraak opzetten met Das Lied von der Erde, met Mahlers geest in en achter elke noot maar zonder thematische verwijzingen, citaten of andere gimmicks. Omgekeerd wilde ik ook niet in zijn partituur gaan rommelen: perfectie, daar blijf je af.” 

Muzikale referenties worden niet de spil van je compositie, zei je. Zijn de teksten - Duitse hertalingen van oude Chinese gedichten - dan jouw aanknopingspunt?

“Ook niet. Omdat ik een pendant en geen sequel van Das Lied wilde maken, heb ik mijn eigen teksten gekozen. Het zijn Portugese gedichten - nog zo’n jeugdliefde! - van Fernando Pessoa. Een van de passages die me onmiddellijk inspireerden, komt uit een gedicht over de maan. Dat vond ik zo’n mooi idee: het aardse, ondermaanse van Mahler gekoppeld aan dat koud gloeiende hemellichaam. Vanuit dat soort beelden maak ik klanklandschappen die overwegend donker zijn… maar donker is ook mooi, toch?”

Komt die zuiderse poëzie op de pupiter van solisten Christianne Stotijn en Peter Gijsbertsen te staan?

“Heel even heb ik met de idee gespeeld om zangers in te zetten, maar daar ben ik vanaf gestapt. Ik koos ervoor de teksten niet als dusdanig te laten horen of zien, maar als inspiratie te gebruiken voor elk aspect van de compositie: van ademhaling, woordklank, ritme en accent tot inhoud, sfeer en symboliek. Die poëzie is dan ook grandioos: mijmeringen over grootsheid in volledigheid; over wachten op wat je niet kent; over hoe alles eindigt in stilte… In het gebruik van natuurbeelden om grote levensvragen te adresseren, komen de gedichten eigenlijk heel dichtbij de teksten van Das Lied.”

Je zit nog middenin het compositieproces. Hoe heb je dat tot nog toe ervaren? 

“Zo’n gigantische opdracht ga je natuurlijk niet onbehouwen te lijf. Ik hou het heel subtiel, al ben ik me ervan bewust dat wat ik schrijf af en toe misschien blasfemisch zal lijken. Neem nu het monumentale Abschied, het laatste lied dat goed is voor de helft van de compositieduur. Hoe begin je daar een wederwoord op te formuleren? Wel, ik heb er een voorwoord van gemaakt: een nieuw stuk muziek dat op een andere manier naar het bekende doet luisteren. Zoals de zetting van een diamant met nieuwe ogen naar de steen doet kijken.” 

Hoe zien de komende weken en maanden er voor jou uit?

“Ik heb nog zóveel werk! Weet je: in mijn hoofd is alles klaar. Maar ik moet het ook nog neerschrijven. Dat kost zo’n twee à drie uur voor elke seconde muziek - kan je nagaan!” 

Wat hoop je dat het publiek zal ervaren bij deze Mahler op z’n Rathé’s?

“Eigenlijk bouw ik een soort museale ruimte waarin Das Lied wordt tentoongesteld: zes fantastische schilderijen waarrond ik spotjes hang om de meest bijzondere details uit te lichten. Ik hoop dat het publiek mijn werk zo zal aanvoelen: als dat van een curator die een meesterwerk op zijn mooist wil tonen.”

Wanneer zal de compositie voor jou geslaagd zijn?

“Als ik een metastuk heb kunnen maken waarin Mahlers liederen en mijn compositie in elkaar verglijden. Versmelten tot één muziekbeleving. Daarvoor moet ik het punt zien te vinden waar intuïtie en ratio samenvallen. Jawel, ik ben een componist die analyseert, tekent, berekent en alles tot in de kleinste details uitwerkt. Maar ik ben ook een verteller die zijn verhaal wil doen. Pas als yin en yang elkaar vinden, zal ik tevreden zijn. Om terug te keren naar het beeld van de edelsteen: componeren, is als het slijpen van een diamant. Elk facetje moet juist zijn. Soms ben je tien uur bezig maar klopt het intuïtief niet meer. Dan belandt het in de vuilnisbak. Dat kan je über-kritisch noemen, maar snel-snel is voor mij geen alternatief. Ik wil aan het einde kunnen zeggen: ‘Dit is af. Beter kan ik het niet’.”

Honger naar meer artikels? 

Het driemaandelijkse magazine van Symfonieorkest Vlaanderen - Symfozine - brengt interviews met solisten en (gast)dirigenten, neemt je mee achter de schermen van het orkest en zorgt voor verdieping bij de concerten.

Dit artikel verscheen in Symfozine 95 (januari t/m maart 2023) en werd geschreven door Sofie Taes.

Vraag je gratis exemplaar aan