Béla Bartók Vioolconcert nr. 2

De muziek van de Hongaar Béla Bartók in enkele woorden? Ritmisch, robuust, bij momenten gedurfd en moeilijk te doorgronden, maar oh zo intrigerend door de vele volkse en repetitieve melodieën en ritmes. Voor Bartók is de volksmuziek namelijk een van de vele “fenomenen van de natuur”. Het is voor hem even natuurlijk “als levende organismen zoals bloemen of dieren”. Het is dan ook niet toevallig dat hij de volksmuziek een centrale plaats geeft in zijn groots Vioolconcert nr. 2 uit 1938.

I.

Net zoals een heuse eikenboom groeit uit een eikel, zo wordt de kiem van het vioolconcert gezet met een Hongaarse verbunkos. Deze van oorsprong 18de-eeuwse volksdans bestaat uit een trage melodie die zich kenmerkt door een gepunteerd (lang-kort) ritme en een snelle en virtuoze sectie. Bartók neemt deze danselementen helemaal over in zijn concerto. Bovenop de mysterieuze lange noten in de hoorns, de harp-akkoorden en de lage strijkers in pizzicato introduceert de violist een weelderig en zigeunerachtig thema dat opgebouwd is met intervallen uit de volksmuziek: de kwart, de kwint en de secunde. Het orkest en de solist wisselen de melodie voortdurend uit, en bereiden het vuurwerk voor van het virtuoze en snelle gedeelte van de verbunkos-dans. 

II.a

Je voert dit concerto niet zomaar uit door enkel de noten te studeren, getuigden violisten Zoltán Székely en Yehudi Menuhin. Székely, de violist die het werk in première bracht in Amsterdam in 1939, moest aan Bartók een duidelijk tijdschema voorleggen om te bewijzen dat hij wel genoeg tijd kon besteden aan het studeren en uitvoeren van het concerto. Yehudi Menuhin, een goede vriend van de componist, vertelde dan weer dat Bartók hem uitgebreid ondervroeg over het concerto: "Wat is jouw mening over het tweede, contrasterende thema in het eerste deel?” “Het is flink chromatisch.” "Ja, het is chromatisch, maar zie je dat het heel vaak terugkomt? En dat doet het zo'n 32 keer maar nooit precies hetzelfde.” Dit thema is een belangrijk moment in het concerto voor Bartók, want het verwijst naar de seriële muziek van Arnold Schönberg waarin hij experimenteert met zorgvuldig opgebouwde reeksen van alle twaalf tonen die hij aan precieze regels onderwerpt. Bartók wil Schönberg met dit thema de loef afsteken: twaalftoonsmuziek hoeft immers niet atonaal te zijn zoals wel het geval is bij zijn Weense collega. Bartók toont hem hier hoe het wél moet.

II.b

Toen Bartók zich aan zijn vioolconcert zette, had hij eerst het plan om een eendelig werk schrijven in de vorm van een thema met variaties. Székely pleitte daarentegen verwoed voor een traditioneel driedelig werk. Bartók gaf toe, maar niet zonder een heuse variatiereeks in het tweede deel Andante tranquillo te verwerken. De viool introduceert aan het begin van het deel de lange, elegische melodie van het thema die op momenten erg romantisch klinkt. De ingetogen openingssfeer wisselt voortdurend doorheen de zes daaropvolgende variaties waarin hij experimenteert met de meest diverse instrumentencombinaties. Zo is in de eerste variatie bijvoorbeeld de pauk een gelijkwaardige partner met de soloviool, of vermengt Bartók in de tweede variatie het openingsthema met de houtblazers, de harp en de celesta. 

III.

Zoals het hoort bij vioolconcerten is het slotdeel een heuse krachttoer. Bartók goochelt in het Allegro molto verder met indrukwekkende variatie- en twaalftoonstechnieken. Het is het meest duidelijk in de twee hoofdthema’s die variaties zijn op de twee thema's van het eerste deel. Luister maar naar de kwartintervallen en het zigeunerkarakter van het eerste thema en herken het “twaalftoons-thema” (het tweede thema) dat de violist speelt boven de sfeervolle begeleiding door de triangel en de cimbaal. Niet alleen de componist laat al zijn kunnen zien in dit deel, ook voor de solist is dit hét moment om uit te pakken. Ondanks het regelmatig terugkeren van ingehouden, lyrische passages valt dit derde deel op door de onafgebroken virtuositeit: duizelingwekkend snelle passages, stampende dubbelgrepen,… Ook als luisteraar ben je beter in vorm.

Honger naar meer artikels? 

Het driemaandelijkse magazine van Symfonieorkest Vlaanderen - Symfozine - brengt interviews met solisten en (gast)dirigenten, neemt je mee achter de schermen van het orkest en zorgt voor verdieping bij de concerten.

Dit artikel verscheen in Symfozine 96 (april t/m juni 2023) en werd geschreven door Waldo Geuns.

 

Vraag je gratis exemplaar aan