Jean Sibelius Symfonie nr. 1

Het is een opvallende trend: de herontdekking van het Hoge Noorden als klassiekemuziekmekka. In de voorhoede lopen Symfonieorkest Vlaanderen en Kristiina Poska een spannend traject dat diverse meesterwerken uit Scandinavië aandoet. In oktober houdt de expeditie halt bij een klepper uit Finland: de eerste symfonie van Jean Sibelius (1865-1957), of het ultieme portret van een volk en zijn hartstochtelijke vrijheidsdrang.

- Sofie Taes 

Op weg naar de omineuze 9 bleef hij steken op 7. Maar ze zijn wel allemaal top, de symfonieën van Jean Sibelius. Net als dat ene, magistrale vioolconcerto, suites als Karelia en Lemminkäinen en het onvergetelijke Finlandia, opende Sibelius’ symfonische oeuvre een patrijspoort waardoor de wereld een schitterend stukje Finland kon opvangen. De Finnen, aan de vooravond van een beslissende onafhankelijkheidsstrijd tegen Rusland, zagen hun identiteit weerspiegeld in zijn werk als in de ogen van een geliefde. Met zijn unieke geluid en onverbloemd patriottische oeuvre werd Sibelius een volksheld. Dat speel je echter - zelfs in tijden van oplaaiende vaderlandsliefde - niet klaar zonder kwaliteit. En die heeft Sibelius te over. Er is altijd wat interessants te horen in zijn muziek, zelfs al is dat soms op microscopische schaal: schuivende texturen, broeiende motieven die zwellen tot grandioze frasen, en timbres die als laagjes plexiglas worden gestapeld. Ook met melodieën geschoeid op het klankidioom van het Fins, quasi-improvisatorische frasen, tonale maar gedurfde harmonieën, pertinente ritmische gestes en ongewone keuzes inzake instrumentatie onderscheidt hij zich van zijn tijdgenoten. Voor zijn Eerste Symfonie draaide Sibelius, toen 33 en op de drempel van de internationale doorbraak, de knop ‘origineel’ op maximum. 

I. Andante, ma non troppo – Allegro energico (introductie)

Één keer gehoord, nooit meer vergeten: de paukenroffel die een bewegend klankdecor optrekt terwijl de klarinet zich aandient als ringmeester. De verwachte toeloop van orkestinstrumenten blijft uit en de pauk houdt het al snel voor bekeken, zodat de meditatief meanderende houtblazer de hele klankruimte naar zich toezuigt. Geen klassiek thema maar een improvisatorisch, rapsodisch lamento volgt. Na anderhalve minuut verandert het tempo en maken de tweede violen ‘tremolando’ hun intrede, met in hun kielzog de rest van de strijkersgroep en het - alweer hypnotiserend mooie - hoofdthema. 

II. Andante (openingspassage)

Enigszins onverwacht dient ook de tweede beweging zich aan als een Andante, maar meteen is het duidelijk dat de componist een ander emotioneel spectrum opzoekt. Zo onheilspellend de klarinet was in de introductie van deel 1, zo zoet dwarrelt ze nu doorheen de romantische frasen van de violen. Het is de houtblazerssectie, nu met fagot als haantje-de-voorste, die de idyllische flow stremt. Strijkers trachten het roer opnieuw in handen te nemen maar worden afgeblokt en de dieperik in gestuurd door de kopers. 

III. Scherzo. Allegro

Als het Scherzo een gebakje was, zou het een moelleux zijn met een hart van schandalig rijke chocolade. Geen monkelend Menuet, zoals je misschien zou verwachten, maar een ensemblestuk voor blazers doorbreekt het voorthollende orkestcollectief dat, aangevuurd door de pauk, in een razende vaart van start was gegaan. Een spits spelletje tussen hoorns en dwarsfluit springt over op de klarinet die, net als in het openingsdeel, de muziek naar een nulpunt mag voeren.

Finale. Andante – Allegro molto

De vergissing wordt je graag vergeven: te denken dat de terugkeer van de openingsmelodie - nu in stringente strijkers - de start van een gewichtige finale zal blijken. In plaats daarvan is het de startbaan van waaruit Sibelius zijn troepen in vogelvlucht over een lappendeken van melodische ideeën stuurt. Luister vooral naar de tweede idee die zich uit de massa opricht: een gedetermineerd statement van de violen, waarin liefhebbers van Sibelius’ Vioolconcerto (dat van zowat vijf jaar later dateert) vast hints naar de langzame beweging bespeuren. Nog een markante luisterplek: de twee laatste maten. In die van tragiek trillende hoeksteen worden wel eens echo’s van Tsjaikovski’s Symphonie Pathétique gehoord. Zulke parallellen zijn natuurlijk interessant, maar mogen geen afbreuk doen aan Sibelius’ kudos. Want de potentieel giganteske slotakkoorden ontzenuwt hij tot verpletterend zachte pizzicati: een bommetje aan geaccumuleerde energie dat niet ontploft maar net daardoor nazindert als een van de sterkste slotstatements uit de symfonische geschiedenis.

Honger naar meer artikels? 

Het driemaandelijkse magazine van Symfonieorkest Vlaanderen - Symfozine - brengt interviews met solisten en (gast)dirigenten, neemt je mee achter de schermen van het orkest en zorgt voor verdieping bij de concerten.

Dit artikel verscheen in Symfozine 91 (sep - dec 2021) en werd geschreven door Sofie Taes.

Vraag je gratis exemplaar aan

Ook ons drukwerk ontvangen? Stuur je adres door naar info@symfonieorkest.be

Stuur ons een e-mail