Symfonieorkest Vlaanderen

Waar ben je naar op zoek?

Stil protest

Artikel
IMG 8058 web c Michiel Devijver

De westerse canon is een raar beestje. Wie de bril opzet van de macht, bekijkt het repertoire als de uiting van een dominante culturele elite. Een aantal hedendaagse poortwachters heet er te dicteren wat we met z’n allen van het verleden dienen te onthouden. Daarbij valt de keuze ook nog eens vaak op werken die door toenmalige economische elites werden besteld. Op zich is dat een terechte bedenking. Je zou zelfs kunnen zeggen dat de canon per definitie niet meer is dan de heersende focus. 

Hou hem evenwel tegen een ander licht en je komt vreemd genoeg tot de tegenovergestelde vaststelling, namelijk dat we al sinds de late middeleeuwen een boon hebben voor rebellie. Van de polyfonisten van de Ars Nova tot de makers van Brechtiaanse anti-opera’s, het zijn precies de dwarsliggers waar we in het collectief geheugen graag een speciaal plaatsje voor reserveren. Meelopers en na-apers lijken daarentegen doorgaans snel van hun sokkel te vallen of ze krijgen er nooit eentje toebedeeld. Ziedaar een paradox: dat het establishment van de canon in wezen verdacht veel proteststemmen bundelt. Soms luid, andere keren eerder stil.

Werk en leven zijn weliswaar onderscheiden dingen. Alle muzikale inventie ten spijt associeer je een man als Joseph Haydn bijvoorbeeld niet meteen met revolte. De componist sleet zowat zijn halve leven in livrei, meer bepaald als kapelmeester van de Hongaarse prins Nicolaas Esterházy. En u kent het spreekwoord: ‘Bijt niet de hand die je voedt’. Gezegend met een diplomatisch karakter, bewijst Haydn in zijn 45ste symfonie echter dat enig ludiek geknabbel al wonderen kan doen. De finale van het werk zou je met wat verbeelding zowaar een vakbondsactie avant la lettre kunnen noemen. Niet met megafoon in de hand, maar juist door stiller te spreken.

Hoezo? We schrijven anno 1772 en het verblijf in het prinselijke zomerpaleis sleept langer aan dan verwacht. De orkestmuzikanten, die niet het gezelschap van vrouw en kind genieten, beginnen te morren. Ze willen naar huis, maar hun broodheer lijkt maar geen aanstalten tot vertrek te maken. Aanvoerder Haydn bedenkt een plan. Zijn nieuwe symfonie zal een subtiele, maar niet te missen wenk bevatten. Het venijn zit ‘m in de staart. Waar de prins ongetwijfeld een ronkend finale verwacht, krijgt hij een zoetjes uitdeemsterend slot voorgeschoteld. Eén voor één blazen de muzikanten de kaars op hun pupiter uit en verlaten het podium, tot nog slechts twee gedempte viooltjes de zaak neerleggen. Resultaat: de wenk wordt begrepen, de koffers gepakt.

Ook Edward Elgar is op het eerste zicht niet meteen een man van de barricaden. Hoewel hij werd geboren in een arm katholiek gezin, groeit hij tijdens zijn leven uit tot een icoon van Edwardiaanse bezadigdheid. Sla er eender welke foto op na en meteen springt zijn monumentale Kolonel Blimpachtige snor in het oog. Deze knoeperd van een knevel kan symbool staan voor het merkwaardige parallellisme dat bestaat tussen Elgars persoonlijke faam en de toestand van het Britse imperium: op een hoogtepunt voor de Grote Oorlog, erna in vertwijfeling. 

Met zijn celloconcerto, geschreven in 1919, tekent de componist dan ook verzet aan tegen zijn reputatie als patriottisch burgerman, wiens triomfantelijke hymnes en pompeuze orkestwerken tot dan toe schijnbaar de idealen van het Britse imperium hadden verklankt. Terneergeslagen door de verschrikkingen van de oorlog verrast hij echter met een spaarzame toonkunst. Scepsis, desoriëntatie en gekwetstheid ondergraven de verwachtingen van zegepraal. Daarmee openbaart Elgar voor het eerst een kritische laag die voorheen slechts in zijn geschriften opdook. Achter de stiff upper lip schuilt een twijfelaar, iemand die hoegenaamd niet enkel de duffe moraal van de hogere klasse belichaamt maar ze soms op scherpe wijze kon hekelen.

Een mondiaal conflict later treffen we Dmitri Sjostakovitsj aan het werk. Ook hij moet het gewicht van een gekwetste natie torsen. Stalin en zijn paladijnen houden het culturele leven al geruime tijd in een ijzeren greep en met de nazi’s op de knieën wordt van elke rechtgeaarde kunstenaar dan ook verwacht dat hij uit volle borst de roem van het Russische moederland zal zingen. Geen makkelijke opdracht voor Sjostakovitsj. Stalin heeft hem in het verleden immers al eens het zwijgen opgelegd wegens te gewaagd en de componist heeft bijgevolg weinig appetijt een loftrompet te steken voor de grote leider, zelfs niet in een negende (!) symfonie die de Russische overwinning hoort te vieren.

Net als Haydn en Elgar verrast Sjostakovitsj vriend en vijand door het juist met minder te doen. Geen gebulder, geen bombarie, en vooral geen borstklopperij. Precies de haast Mozartiaanse lichtheid van het eerste deel of het wrange klagen van de klarinetten in het tweede stuwt de wenkbrauwen de hoogte in. En zelfs wanneer het dan toch wat strijdvaardiger lijkt te gaan worden, valt een zekere bewuste holheid niet te loochenen. Is dit nu een feestelijke ode aan het vaderland? Neen, vindt ook al gauw de censuur, als dit gejubel moet voorstellen, dan is onze nonkel een steekkar. En hops, het werk wordt dra verboden. U hoort het, ook stil komt een boodschap soms hard binnen.

Régis Dragonetti