1824: Beethovens Negende knalt als een bom in het concertleven. Midden in de explosie staat zijn visie op menselijke verbondenheid - radicaal, compromisloos, universeel. Twee eeuwen later nemen componiste Annelies Van Parys en schrijver Gaea Schoeters die erfenis onder de loep. Hun nieuwe creatie voor Symfonieorkest Vlaanderen, Estonian Philharmonic Chamber Choir en ensemble Revue Blanche graaft dieper. Hoe werkt de magie van het collectief? Wanneer wordt samenhorigheid een roes? Of verlies je een stukje van je unieke zelf? Het resultaat is een werk dat zindert van urgentie - een muzikale zoektocht naar de kracht én de grenzen van samen.
Jullie werk gaat over de “magie van het collectief”, of nog: de spanning tussen individu en massa. Wat triggerde jullie om net dat aspect uit te lichten?
A. Ik raakte al aan dat thema in EUTOPIA, een werk dat ik schreef voor het European Union Youth Orchestra. Ook dat ging over de idee “Alle Menschen werden Brüder” maar het eindigde in mineur. Deze nieuwe compositie heb ik opgevat als een spiegelbeeld: een verhaal waarin er wel ruimte is voor hoop en dromen. De weg daar naartoe loopt niet over rozen, maar langs heel wat vragen, discussies en misverstanden.
Beethoven schreef zijn Negende als een ode aan de universele broederschap. Hoe kijken jullie naar dat ideaal in onze huidige, geïndividualiseerde maatschappij?
G: Ik maak me zorgen, hoor. Om wat ik rond me zie en hoor. Vorige zomer nog ben ik per motor door Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk gereden in tijden van verkiezingen. De borden langs de weg bestookten me met slogans rond oorlog en vrede. Shockerend vond ik het. Niet enkel de idee van oorlog als verkiezingsthema, maar ook als retorisch apparaat waarvan machthebbers van nu zich denken te moeten bedienen. Ik vrees dat dit maar een symptoom is: veranderingen in taal echoën, veranderingen in onze manier van denken en dieperliggende sociale fenomenen.
A: En daarom plaatsen wij tegenover de slogans van het koor, de vragen van de soliste omdat die de al te simplistische “zekerheden” in vraag stellen. Antwoorden geven doen we niet. Op het punt waarop de sopraan een maatschappelijk alternatief voorstelt, schakelt ze over op een fantasietaal- hoe die toekomst er moet of kan uitzien, moet het publiek zelf invullen. Het loswrikken van stereotiepen en vastgeroeste logica is immers de enige manier om maatschappelijke patstellingen te doorbreken.
G: Let wel, ik ben niet voor pure fantasie gegaan – dat is trouwens ook erg lastig voor zangers. Liever wilde ik echo’s horen van het Europa van de vorige eeuw; wat hadden we toen dromen, een rooskleurig wereldbeeld gebaseerd op samenhang. Waar is dat toch naartoe? De Latijnse tekst van het Europese volkslied, die hoor je nu van achter naar voor. Want we moeten eens terug gaan kijken naar dat ideaal, het vastpakken om te voorkomen dat alle cohesie verloren gaat.
Vind je het een plicht van de kunstenaar om de maatschappij een geweten te schoppen?
A: Als kunstenaar heb je één plicht: goeie kunst proberen maken. Maar als je als persoon geraakt bent, vind ik dat je moet handelen, ja. Wegkijken helpt niemand. Wij hebben ook een bevoorrechte positie om dingen aan te kaarten: als kunstenaar sta je toch altijd een beetje aan de rand van de maatschappij en van daaruit kan je goed naar binnen kijken.
G: Ik ben het eens met Annelies dat activistische kunst niet onze primaire taak is. Maar ook als auteur of componist ben je in de eerste plaats een mens; als je hele dagen naar deze wereld kijkt, sijpelt dat onvermijdelijk door in de dingen die je maakt. Ik ben soms wel bezorgd dat we daardoor een pantser ontwikkelen tegen harde beelden – omdat we moeten; omdat we het anders niet volhouden. Kijk, dat zie ik nu als een taak van kunst: net door fictie als vertaalslag te gebruiken, komt de boodschap wel weer binnen: de toeschouwer identificeert zich met een personage en ‘voelt’ de impact. Kunst vertelt je niet wat je moet denken. Dat doen slogans al genoeg. Kunst stelt vragen en die hoeven zelfs niet allemaal beantwoord te worden om toch zinvol te zijn.
Met het Estonian Philharmonic Chamber Choir, Revue Blanche én SOV hebben jullie een uitvoeringsapparaat ter beschikking dat in principe zowel kamermuzikaal als vocaal als orkestraal is. Hoe beïnvloedde die bezetting jullie creatieve keuzes?
A: Ik heb me gespiegeld aan Beethoven, in die zin dat ik dezelfde bezetting gebruik als de Negende: een massief orkest en een koor dat in dit geval ontdubbeld is, vanuit samenzang versnippert, dan stereo zingt maar elkaar toch terugvindt. En dan de solisten natuurlijk. Dat is heel bijzonder hoor: al die rijke timbres en texturen waaruit je zorgvuldig moet gaan kiezen zodat instrumenten als de harp en fluit solo niet overwoekerd worden. Maar af en toe laat ik de solisten opzettelijk verdrinken in de massa: soms schreeuw je je schor om anderen voor je zaak te winnen, maar verdrinkt je verhaal in een chaos van stemmen.
Die stemmen die een tekst onmiddellijk body, gevoel, gestalte geven – dat is toch heel bijzonder, Gaea. Hoe anders is het voor jou om te schrijven voor de concertzaal dan voor de boekenplank?
G: Behoorlijk anders, jawel. Het samengaan van verschillende kunstvormen én van verschillende makers dwingt je om op een andere manier te schrijven. Je moet lucht laten voor de ander om ook interessante dingen te doen. Dat is best spannend hoor: met meer openheid werken, de veters minder strak aanrijgen. Gelukkig neemt de muziek bij mij ook heel wat stress weg. Kijk, ik heb een moeilijke relatie met poëzie. Schrijf twee verkeerde woorden en het is kapot! In een roman kan je al eens een zin schrijven die de mist in gaat. Maar muziek, dat is de ultieme geruststelling: als de tekst fout loopt, is er nog altijd klank. Ik hou in mijn muzikale samenwerkingen vooral van het dienstbaar zijn. Muziek laat ik graag voorgaan - mijn taak is dan om het mooiste antwoord te zoeken op de vraag hoe ik de visie van een componist kan helpen invullen.
Hoe kijken jullie uit naar de première-avond? Annelies, ik las al dat dit voor jou steeds opnieuw een beetje sterven is…?
A: Premièrevreugde is heel lastig voor me, klopt. Zit alles wat ik heb geschreven goed? Is het sterk genoeg? Hoe reageert het publiek? En moet ik nu echt naar voren om te groeten? Het ding is: je leeft maanden en maanden alleen met zo’n werk en dan wordt het geboren: in feite een zeer intiem moment dat je noodgedwongen met anderen moet delen. Maar goed, het hoort erbij!
G: Met boeken heb ik hetzelfde: als die uitkomen, kruip ik onder tafel van de zenuwen. Bij premières dan weer niet. Dan ben ik al opgeschoven als persona: van iemand-die-iets-schreef naar iemand-die-enthousiast-komt-luisteren. Dat moment waarop je een werk hoort ontstaan, fantastisch toch? Dat Annelies dan nog volop in de bibbers zit, is natuurlijk niet fijn, maar eerlijk: ik heb hier alle vertrouwen in - deze kortgebroekte snaak wordt de gedroomde kompaan voor Beethovens monstre sacré.
De creatie van Annelies Van Parys is te horen tijdens de concerten op 26 maart in Muziekcentrum De Bijloke, 27 maart in La Seine Musicale en 3 april in Concertgebouw Brugge.
Tekst: Sofie Taes
Foto's: Michiel Devijver