De natuur is in zekere zin een uitvinding. In den beginne was er gewoon de werkelijkheid. Toen verschenen enkele naakte, rechtop wandelende apen die zichzelf zo buiten-gewoon vonden dat ze de wereld in twee sferen verdeelden. Het eigene noemden ze ‘cultuur’, al het andere ‘natuur’. De natuur is dus paradoxaal genoeg een culturele constructie in het hoofd van de mens. En doorheen de geschiedenis hebben die talrijke hoofden haar op allerlei manieren ingekleurd, soms licht, soms donker. In de middeleeuwse epiek bijvoorbeeld trekken ridders doorgaans niet voor hun plezier het bos in. De wildernis verschijnt er als een te overleven gevaar. Heel anders oordelen sommige romantische kunstenaars. In hun rol van eenzame wandelaar verwelkomen ze het ongerepte land als een remedie tegen het dolle ritme van de stad. Vandaag ligt het weer anders…
In Beethovens Pastorale Symfonie treffen we hoofdzakelijk de gedomesticeerde natuur aan. In zijn meest programmatische werk heersen landman en herder, wier ongekunstelde lied over water, woud en weide weergalmt. Natuur en mens houden elkaar met andere woorden in een veilig evenwicht. We horen beekjes en vogels, maar ook het zondagse jolijt van dansende boeren. En akkoord, in het dramatische vierde deel steekt dan wel kort een fikse storm op, in de finale zijn de druipende kleren snel vergeten. Opperste dankbaarheid jegens Flora voert er de hoofdtoon.
Ook Mahler zonderde zich tijdens de zomer graag af op het platteland. Zo ontstond zijn derde symfonie in een ontieglijk klein hutje dat uitkijkt op de Attersee. In het gemoedelijke tweede deel droomt hij de stemmen der veldbloemen bijeen. Het plantenrijk treedt hier dus op als klankbord van de dichterlijke ziel met wie het een woordeloze taal van louter klanken deelt. Net als bij Beethoven krijgt de bucolische hobo een centrale plaats toegemeten. Al gauw echter gaat het orkest met het onschuldige minuettempo aan de haal. De bloemen breken uit hun ornamentele rol en lijken de componist een levenskrachtig geheim mee te delen. Onder impuls van zijn uitgever maakte Benjamin Britten van dit deel een bewerking voor orkest van iets kleinere bezetting. Maar wees gerust, een zondagsboeketje is het allerminst.
In de eenentwintigste eeuw staat het oude natuurconcept meer dan ooit onder druk. De immer toenemende urbanisering en klimaatproblematiek nopen de mens tot een ander perspectief. De sentimentele knechting van de natuur als wijkplaats voor overprikkelde stedelingen lijkt steeds minder houdbaar. Met name kunstenaars uit noordelijke streken verklanken in hun werken al langer een alternatieve wildheid. Het oeuvre van componisten als John Luther Adams (Alaska), Einojuhani Rautavaara (Finland) of Anna Thorvaldsdottir (IJsland) evoceert een wereld waarin de mens aan belang heeft ingeboet. Het landschap voelt er kouder en ruiger aan en wakkert op die manier misschien wel het nodige ontzag aan.
Ook de Estse Erkii-Sven Tüür heeft affiniteit met de kolossale aspecten van onze omgeving, getuige zijn recente hoboconcerto Desert Wind of een eerder fluitconcerto dat de naam Lux Stellarum meekreeg. Zijn altvioolconcerto Illuminatio vat de componist dan weer op als een pelgrimstocht naar het licht. Zoals een zaadje ontkiemt in de richting van de zon, zo ook ontwikkelt zich de muziek. Merk trouwens op dat het woord ‘cel’ zowel een biologische als compositorische betekenis heeft. Telkens gaat het om een kleine brok materiaal die uitgroeit tot iets groters, in Tüürs geval iets dat de menselijke schaal nog overstijgt en zelfs de solist ten slotte zal overstemmen.
Het basismotief van Illuminatio bestaat uit twee gestapelde noten in de altviool die samen een hele toon vormen (alsof je twee aangrenzende witte pianotoetsen zou indrukken). Dat micro-clustertje klapt glissandogewijs dicht tot een enkele toon om vervolgens uit te waaieren in een tremelo van boventonen. Ook in de andere instrumentgroepen zijn die boventonen talrijk aanwezig. Daarmee doet Tüür appel op de natuurkundige eigenschappen van klank.
Te weten: hoewel we een enkele toon meestal als iets ondeelbaars ervaren, bestaat die in de natuur altijd uit een spectrum aan frequenties. Wie denkt een do te zingen, zingt eigenlijk een hele hoop noten. Via speciale technieken kunnen componisten de boventonen op verschillende instrumenten isoleren en herstapelen tot nieuwe akkoorden. Opgelet, die durven al eens afwijken van de constellaties die wij binnen onze getemperde stemming gewoon zijn. Het doorgedreven gebruik van boventonen (niet enkel bij Tüür trouwens) zou je dus kunnen opvatten als een poging de onzichtbare maar natuurlijke wildheid van klank opnieuw in het vizier te krijgen.
Kortom, Illuminatio is een wriemelende zoektocht naar licht (en er wordt wat afgewriemeld!). Golf na golf ontworstelen solist en orkest zich van hun onderaardse kluisters om, eenmaal doorgebroken, briljant maar tevergeefs naar het hemelse vuur te klauwen. Enkele minuten later passeren de plattelandstoeristen Ludwig en Gustav. Ze zien dat het goed is. Wat een mooie bloemetjes. Wat een lieve bijtjes.