Brahms 2 onder de loep

Aan de hand van enkele muziekfragmenten nemen we je mee in het verhaal van Brahms en zijn Symfonie nr. 2

Veel lees-, luister- en ontdekkingsplezier!

Met de handen achter de rug

Dat de ether rijk is aan eendagsvliegen, hoef ik u niet te vertellen. Bevestigen is lang geen evidentie. In popmiddens spreekt men wel eens over ‘het moeilijke tweede album’, terwijl het in literaire cirkels eerder ‘de druk van het debuut’ heet. Wat er ook van zij, de Tweede Symfonie van Johannes Brahms ontstond met de vingers in de neus. Eerlijk gezegd, het was hem van harte gegund. Niet minder dan eenentwintig jaar (!) had de componist gezwoegd op zijn eerste. Een en ander had te maken met een nogal overdadige achting voor een zekere heer uit Bonn die er in zijn tijd een negental bij elkaar had gepend. U weet wel wie. De ontlading moet alleszins groot zijn geweest, want met de kop eraf schudde Brahms de daaropvolgende zomer al meteen een tweede symfonie uit zijn mouw. Alsof het niets was. Die moeiteloosheid laat zich ook horen. Klonk de eerste als een in de kosmos exploderende ziel, de tweede klinkt een pak gemoedelijker. Echt lichtvoetig wordt het natuurlijk nooit bij Brahms, maar een opmerkelijke dosis Lebensfreude valt niet te loochenen. - Régis Dragonetti

1. Bitterzoet wiegelied

Brahms’ Tweede Symfonie wordt wel eens zijn Pastorale genoemd. De componist schreef ze tijdens een vakantie in het landelijke zuiden van Oostenrijk. De natuur laat zich doorgaans nogal makkelijk in romantisch repertoire lezen. Wat dacht u van een Brahms met zomerhoed, wandelend langs de rivier Drava, blik op de Karnische Alpen. De ontroering van het tafereel horen we pakweg de eerste twee minuten geboren worden. Vreugde om al dat moois! Doch ineens keert het oog zich naar binnen met het bitterzoete tweede thema in de celli en de altviolen. Brahms boogt hier op zijn eigen Wiegenlied (opus 49, maar vooral bekend van de muziekdoosjes). Hij schreef het ooit voor een oude vlam, een vlam die blijkbaar nog niet helemaal vergeten is en even mild het berustend hart mag likken alleer opnieuw op te gaan in de weldadige contemplatie van eeuwenoude bergen.

2. Toch een snuifje weemoed

De sterren van het begin van de tweede beweging zijn ongetwijfeld de celli. Expressivo gebiedt hen de partituur. Terecht. Zij krijgen namelijk een bijzondere melodie voorgeschoteld. Enerzijds geven sprongetjes haar het nodige karakter, anderzijds heeft ze iets meanderends, alsof ze eindeloos de noten aan elkaar zou kunnen blijven rijgen. En dan, net als je denkt dat ze met een quasi-klassieke wending wordt afgerond, zorgt Brahms voor een verrassende wending. In plaats van de lijn simpelweg neer te leggen, herhaalt hij de laatste spanningsnoot (eerste verrassing) om ze vervolgens op te lossen in een nieuwe harmonie (tweede verrassing). Het effect is een plotse opstoot van pathos. Lebensfreude, ja, maar steeds met een snuifje weemoed.

3. Het staartje roert zich

Veel is van die weemoed niet meer te merken in het lichtere derde deel, dat traditiegetrouw een scherzo is. Hier en daar ontwaren we nog een frons, maar in het algemeen gaat het er plezierig aan toe. Mocht u er trouwens nog aan twijfelen dat we ons te velde bevinden, luistert u dan naar het pastoraal koloriet van de houtblazers. Vooral de hobo signaleert landelijkheid. Meer nog, we herkennen de Oostenrijkse Land-ler, een rustige volksdans in driekwartsmaat. Die wordt echter al gauw geruild voor een woeste galop in twee en later voor een zeer snelle wals. Met name die eerste ruikt bovendien flink naar het hooi. De naam is niet toevallig ontleend aan de gang van een paard. Op muzikaal gebied roeren alledrie de dansen trouwens hun staartje. In de rustige aanvang met een versierinkje op de derde tel, in de galop en de wals met stevige accenten op de laatste noot.

4. Slot vol vertrouwen

Over het roeren van staartjes gesproken. De eminente Engelse muziekkenner Donald Tovey noemde de uitzinnige laatste van Brahms’ Tweede Symfonie een van de briljantste hoogtepunten van de symfonische muziek sinds Beethoven, u weet wel, die heer uit Bonn wiens schaduw Brahms eenentwintig jaar lang had geplaagd. En inderdaad, wat klinkt beter dan een slot, waarbij het voorgaande muzikale materiaal nog vlug de revue passeert: het kopje van het eerste thema, het gesyncopeerde ritme van het tweede. Alles naast en op elkaar, zoals het hoort bij een componist met zelfvertrouwen, een die zich net als de Zuid-Oostenrijkse fauna en flora een plaats weet in de kosmos, al vergt het bij Brahms en de rest van de mensensoort soms wat tijd die plaats te vinden. Het zij zo.